De Bedelstudent (1987)

Achtergrond

1987 flyerDe operette speelt zich af in Krakau in het jaar 1704. August de sterke, Kurfürst van Sachsen, is tegelijkertijd ook koning van Polen.

In 1696 was August, van Poolse adel, tot koning gekozen, slechts omdat het hem gelukt was, met grote beloftes, aanzienlijke omkoopgelden en door de overgang tot het katholieke geloof, zijn tegenkandidaat, de Franse Prins Conti, te verdringen door een verbond met Tjaar Peter I uit Ruslan verwikkelde hij Polen in een lange oorlog met Zweden (Koning Karel XII). De Zweden drongen in 1701 in Polen binnen, bezetten Warscahu en drongen August zich terug te trekken tot Krakau. Ze lieten in 1704 de legeraanvoerders en hertogen van de stad Poznán, Stanislaus Leszcynski, tot tegenkoning kiezen.

In 1706 dwongen zij bij de vrede van Altranstädt August tot officieel afstand doen van de Poolse troon. Toen Tsaar Peter I in 1709 de Zeden definitief versloeg, werd August weer als koning op de troon gezet. Hij regeerde tot 1773. Zijn voor Polen ongelikkige buitenlandse politiek zorgde vermoedelijk voor de eerste deling van Polen in 1792.

Tijdens de uitvoering van de operette kunt u zien, dat er hier geen sprake is van louter verzinsels, maar dat er wel degelijke sprake is van een historisch gegeven.

Het verhaal

Krakau 1704 onder de regering van Friedrich August II, de Sterke, koning van Polen en keurvorst van Saksen.
De gouverneur van Krakau, Kolonel Ollendorf, verschijnt in de stadsgevangenis, waar juist de vrouwen van de cipier Enterich (via hun charmes en liefkozingen, waarvoor hij zeer gevoelig is) “verleid” hebben om hun mannen te mogen bezoeken. Ollendorf kookt van woede; de door hem aanbeden schone Laura heeft zijn kus op haar schouder beantwoord met een klap met haar waaier. Bovendien mag Laura van haar naar adel hunkerende moeder Palmatica alleen met een adellijk persoon trouwe. Naast een adellijke schoonzoon hunkert moeder ok naar geld, want dat is iets dat de laatste jaren in de familie ontbroken heeft, en hoewel ze dit nog steeds hebben kunnen verdoezelen is nu de bodem van de geldkist erg duidelijk zichtbaar geworden. Ollendorf zint op wraak. OP de Karkauer voorjaarsmarkt, waar gravin Palmatica met haar beide dochters Laura en Bronislawa nog steeds probeert de schijn van rijkdom op te houden, stelt Ollendorf hen de prins Wybicki en diens adjudant voor. In werkelijkheid zijn dit (zich voordoende) studenten Symon Rymanowicz en Jan Janicki, die door Ollendorf uit de stadsgevangenis gehaald zijnen die voor hun medewerking aan zijn plan de vrijheid zullen krijgen op voorwaarde dat Symon met Laura zal trouwen. Hiertoe trekt Ollendorf een, overigens geleend, bedrag uit om de beide gevangenen waarlijk te kleden en van het nodige “zakgeld” te voorzien.

Het spel wordt echter ernst. Zowel Symon als Laura als Jan en Bronislawa worden verliefd op elkaar. Symon wil Laura de waarheid vertellen, maar Ollendorf weet te verhinderen dat zij de brief, waarin Symon haar de situatie uitlegt in handen krijgt. Naar de mening van Symon weet Laura nu dat hij niet Prins Wybicki is. Symon is dolgelukkig dat Laura hem accepteert en dus staat niets het huwelijk nog in de weg. Nauwelijks is het huwelijk voltrokken of daar verschijnen enkele medegevangenen van Symon onder aanvoering van ciper Enterich. Daarmee komt het bedrog aan het licht. Vol leedvermaak geniet Ollendorf van de situatie waarin hij gravin Palmatica en Laura gebracht heeft. Inmiddels is Ollendorf op de gedachte gekomen dat Symon en Jan wel eens geen (bedel-)studenten zouden kunne zijn, maar aanhangers van de verjaagde koning Stanislaus Leszynski.

Via een ingewikkeld spel weet Jan bij Ollendorf een fors bedrag los te krijgen (precies genoeg om de commandant van de citadel om te kopen). In ruil hiervoor zal Jan de leider der opstandelingen aan Ollendorf uitleveren. Voordat Ollendorf op de gdachte komt, dat hij weleens bedrogen kan zijn, is de stad gevallen en wordt de stad bevrijd van het juk der Saksen.
Als dank voor zijn hulp ontvangt Symon de titel van Graaf, zodat hij toch nog een waardige partij voor Laura is. Ook Jan, die in werkelijkheid Graaf Opällinski is, krijgt van moeder toestemming om met Bronislawa een paar te vormen. Wat er met de arme Ollendorf gebeurt? Dat ziet u aan het einde van “De Bedelstudent”.

Componist
Karl Millöcker

Teksten
Friedrich Zell (als Camillo Walzel) en Richard Genée

Oorspronkelijke titel
Der Bettelstudent

Première
6 december 1882, Theater an der Wien, Wenen

Plaats van handeling
Krakau, Polen, 1704

Uitvoering door EDOG
20 en 21 maart 1987, Diemer Operette Theater (Sporthal), Diemen.

Rolverdeling
Gravin Palmatica Nowalska Gea Tas Laura, dochter van Palmatica Elma van den Dool
Bronislawa, dochter van Palmatica Marja van den Brink Ollendorf, gouverneur van Krakau Ruud Giling
Kan Janicki, student Rudi de Vries Symon Rymanowicz, (bedel)student Arie Busscher
van Wangenheim, majoor Hans Buhrman von Henrici, ritmeester Cor van den Bor
von Richthoven, cornet Fons ten Kroode Bogumil, neef van Palmatica Hans Hemelaar
Eva, zijn vrouw Joke van den Bosch Enterich, cipier van de citadel Jan Rempt
Piffke, gevangenbewaarder Erik Damman Puffke, gevangenbewaarder Henk Kemps
Onuphrie, dienster van Palmatica Marja Eikelhof Burgermeester Bert Lap
Rej, waard Ruud Saan
Productie
Regie Ruud Saan Repetitor Dick Lopes Cardozo
Dirigent Dick Lopes Cardozo Orkest Amsterdams Promenade Orkest
Decorbouw Rens Tas Sr., Piet Bogaard, Paul Eikelhof, Wout Beukeboom, Johan Ballering, Han Hesterman, Henk ten Have, Jan Everts
Bestuur
Voorzitter Jan Bussink 2de voorzitter Gerard te Beek
Secretaris Metha Beukelboom 2de secretaris Mary Eikelhof
Penningmeester Jac van Oostveen 2de penningmeester Rens Tas
Commissaris Ruud Saan