AAN (of uit) ?

Ik loop naakt op straat, ik voel me niet prettig. Iedereen kijkt, en ik maak me klein, schuw, probeer blikken te ontwijken. Nee, ik trek liever kleren aan, dan durf ik mij te vertonen.
Ik bevind mij in een pikdonkere kamer. Ik voel me onzeker, ik twijfel en schuifel in de ruimte. Nee, ik doe liever het licht aan, dan voel ik me zekerder.
Ik ben formeel geen verpleegkundige meer, voel me bij verpleegkundige handelingen ook niet meer zeker, en hou mijn kennis ook niet meer bij. En toch, toen er laatst bij mij thuis iemand niet goed werd ging ik handelen, en adequaat ook.
Ik ‘ging aan’ zoals dat heet.
En dat gevoel moet je zien op te roepen als je vanuit de coulissen in je kostuum, in het volle licht het podium opgaat. Je moet dan aan gaan!
Iets rechter op, iets duidelijker spreken, iets overdrijven bij elke beweging, en meegaan in het verhaal. Tot het moment dat je de coulissen in loopt.
Als de concentratie eerder zakt dan stoppen ook je bewegingen die passen bij de rol en de situatie. Dat ziet het publiek en dat ziet de regisseur.
Daar wijs ik de acteur dan op en die zegt: ‘ja maar ik deed net echt emotioneel bij het afscheid, ik liep ‘daarnet wel de goede kant op, ik lachte net wel hoor’.
En dat….heb ik natuurlijk óók gezien. Dat zag er fantastisch uit. Maar je moet aan blijven tot je de coulissen ingaat. Want dan zie ik het niet meer. Dan ziet het publiek het niet meer.
Dus laten we afspreken dat u ergens in uw hoofd een schakelaartje bedenkt die u aanzet als u het toneel opgaat en pas uitzet als u uit beeld bent.
Aan-uit-aan-uit-aan-uit-aan-uit-aan-uit-aan-uit…….