Vrienden, kennissen en nog meer gepeupel.

Ik denk dat het aantal vrienden die ik heb op èèn hand te tellen zijn. Kennissen daartegen heb ik er heel veel van. En familie? Dat is een vast gegeven. Maar waar ligt nu eigenlijk de grens tussen een kennis en een vriend?

Mijn ouders hadden beiden niet een grote familie, maar ik had wel een tante met 7 kinderen. Dat tikte dus toch aardig aan. Elke verjaardag zaten daar diezelfde tantes en ooms en al mijn neven en nichten. Soms zat daar ook een verdwaalde buurvrouw bij en een enkele keer een stel wat zich ‘de vrienden van mijn tante en oom’ noemden.

Mijn ouders hadden een aardig stel vrienden alhoewel ik die vroeger niet zo noemde. Ik noemde ze gewoon oom en tante. Als ik moest vertellen wie nu echt familie was haalde ik ze altijd door elkaar. Zo hadden mijn oma en opa een vriendenstel van vergelijkbare leeftijd, die vrienden hadden maar èèn zoon met dezelfde leeftijd als mijn zus. Nou dan is bij mij de verwarring compleet.

Mijn ouders woonden vroeger in de Arent Krijtsstraat waar mijn zus en ik ook geboren zijn. Toen ik 2 of 3 jaar oud was zijn we verhuisd naar de Diemerkade. In de Arent Krijtsstraat hadden wij een oudere buurvrouw, waar we contact mee bleven houden en waar we vaak over de vloer kwamen. Een alleenstaande vrouw met vier kinderen in de leeftijd van mijn ouders. Zij was haar man verloren bij de Grebbeberg tijdens de eerste tien dagen van de oorlog. De vier kinderen (inmiddels getrouwd en zelf ook met kinderen) kenden wij ook goed en we kwamen daar ook vaak over de vloer. Wij noemden hen ook tante en oom. Echter de buurvrouw van de Arent Krijtsstraat zijn we altijd buurvrouw blijven noemen. Zo rond mijn 20e verjaardag ging zij in ’t Harde wonen, in de buurt van haar kinderen. We gingen er nog regelmatig heen. Mijn omgeving keek altijd raar op als ik zei dat ik naar de Veluwe ging; naar de buurvrouw!

Ten tijde van de verjaardagen van onze eigen kinderen kwamen er naast familie ook vaak kennissen. Dit kon voor een tijdelijke periode zijn; ouders van kinderen van school waar we op dat moment goed mee op konden schieten. De kinderen spraken dan over ‘de moeder van …..’. Grappig is om te zien dat je sommige mensen maar een paar jaar van zo heel dichtbij en bij je thuis uitnodigt en dat dit dan weer verwaterd. Dat is geen kwestie van ruzie of elkaar niet meer mogen maar dat loopt dan gewoon zo.

Ook met sommige leden van EDOG konden we goed opschieten en die kwamen dan ook langs op verjaardagen. Dit zijn ‘mensen van EDOG’ zei ik altijd als ik hen voorstelde. Ik geloof niet dat ik over hen sprak als vrienden of kennissen. Bijzonder is wel dat onze kinderen altijd tegen de leden van EDOG die zij al heel lang kennen tante en oom zeggen.

Zo kwam laatst ’tante Gea’ bij ons eten. Maar ik vraag me af; is Gea nu een lid van EDOG die we heel goed kennen, is zij een kennis of mag ik haar onder mijn vrienden scharen. Is een vriend iemand die je heel lang kent of moet een vriend iemand zijn waar je alles mee deelt? Gea weet veel van mij/ ons maar ik deel niet alles met haar. Nou ja, het is gewoon een lief persoon.

Ik ben sowieso lastig in het delen van mijzelf met anderen. Ik vind het lastig om iemand ‘mijn vriend’ te noemen. Het lijkt wel of ik me dan moet verplichten tot iets. 25 Jaar geleden hebben wij mensen op vakantie ontmoet waar we contact mee zijn blijven houden. Het klikte en de kinderen hadden dezelfde leeftijd. We ontmoetten elkaar regelmatig en zijn vaak samen op vakantie geweest. Een paar jaar geleden is hij overleden en dat was pas het eerste moment dat ik tegen iemand zei dat een vriend van mij was overleden. Pas op dat moment besefte ik dat hij meer betekende dan ik dacht door hetgeen we samen allemaal meegemaakt hebben.

Wat ik ook altijd bijzonder vind als mensen praten over hun kinderen als vriend. ‘Mijn dochter is mijn beste vriendin’. Ik ben stapelgek op onze kinderen en we gaan goed met elkaar om, zeer close en we delen veel. Maar het zijn wel mijn kinderen.

Vriend of kennis het is maar net hoe je tegen de definitie aankijkt. Ik mag mij gelukkig prijzen dat ik heel veel mensen ken waar ik mooie dingen mee deel. Sorry als ik je pas ‘mijn vriend’ noem als je doodgaat.